Galileo

Wat vertel je?

Je presenteert omdat je wil dat je publiek een specifieke boodschap onthoudt. Zorg er dan voor dat die boodschap heel duidelijk is. Bij veel presentaties is het moeilijk om te begrijpen wat nu eigenlijk het punt is dat de spreker wil maken.
Hoe bepaal je als spreker wat je allemaal wilt zeggen? Om te weten wat je wil zeggen, moet je eerst weten tegen wie je het zal zeggen.
Ken je publiek! Experten versus leken. Jury versus management. Studenten versus proffen. Pas je aan! Spreek meer technisch of populariserend. Spreek meer theoretisch of praktisch. Spreek zelfverzekerd of genuanceerd.

Wat bedoelen we eigenlijk met ‘boodschap’? De boodschap is de kern van je presentatie. Wat moet het publiek meenemen naar huis en zelf kunnen doorvertellen?

Als je maar één zin mocht gebruiken om je hele presentatie te geven, welke zin zou dat dan zijn? Dit is de eerste stap in je voorbereiding. Verwoord kort en simpel in één zin de boodschap die je wilt meegeven. Schrijf ze op, hang ze aan de muur, maar verlies ze nooit uit het oog tijdens het maken van je presentatie.

Het kunnen zeggen met één zin is een onmisbare vaardigheid. Het is een heerlijke mix van synthese en overtuiging. Probeer elk artikel, elke presentatie of elke les waarmee je aan de universiteit in contact komt samen te vatten in één zin. Het zal je niet alleen helpen met memoriseren en studeren maar ook met reproduceren en uiteindelijk ook zelf presenteren.

Nu je de boodschap van je presentatie bepaald hebt, kan het echte werk beginnen. Een oneliner alleen is geen presentatie en zal zeker in een wetenschappelijke context al snel ridicuul worden. Je bent een wetenschapper, dus je claims, besluiten en conclusies zijn gebaseerd op data, statistiek en literatuur. Die mogen niet afwezig zijn. Wat heb je allemaal nodig om je boodschap in te kleden, zodat de jury het gelooft en de rest het begrijpt?

Je hebt nooit alles nodig
Denk na over wat je absoluut nodig hebt om je zaak hard te maken. Ga steeds terug naar je gekozen kernboodschap en vraag je dan steeds opnieuw af: “Heb ik dit deel echt nodig om mijn punt te maken?”

Onderstaande onderwerpen kunnen eventueel delen zijn van je presentatie.

Brede context. Wat is de aanleiding tot het onderzoek? In welke bredere problematiek kunnen we je onderzoek kaderen.

Specifiek probleem. Wat is de vraag die je tracht te beantwoorden?

Uiteenzetting van de literatuur. Welke oplossingen zijn er al voorgesteld en getest in de literatuur?

Theorieën. Op welke theorieën baseer je je?

Maatschappelijk nut. Waarom zouden wij wakker moeten liggen van jouw onderzoek?

Wetenschappelijk nut. Waarom zouden wetenschappers wakker moeten liggen van jouw onderzoek?

Directe oorzaken. Wat zijn de oorzaken van het fenomeen dat je onderzoekt?

Methodologie. Hoe ging je te werk?

Resultaten. Wat heb je gevonden?

Interpretatie van data. Wat betekenen je resultaten?

Limieten. Hoe had je onderzoek nog beter kunnen zijn?

Toekomst. Welke paden kan toekomstig onderzoek naar jouw onderwerp bewandelen?

Scroll naar top